HILVERSUM – Om snel bos- en heidebranden te blussen en de impact te beperken heeft de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek vijf speciale natuurbrandvoertuigen, zogeheten CCFM’s, aangeschaft. Toch is natuurbrandbestrijding niet alleen een kwestie van ‘dikke auto’s met veel water’, maar vooral een samenspel tussen mens en machine.
De CCFM’s zijn dinsdag officieel overgedragen van leverancier BMT Fire & Rescue aan de Veiligheidsregio. Dat betekent nog niet dat de auto’s paraat staan. Ze worden nog een keer nagelopen bij de leverancier en wat technische (opstart)problemen zorgen ervoor dat de in dienst name vertraging heeft opgelopen. Ook moet het trainingstraject nog afgesloten worden met een ’toetsmoment’. De afgelopen maanden werd er namelijk al wel flink geoefend met de natuurbrandbestrijdingsauto’s.
Het is een indrukwekkend gezicht om de grote CCFM’s te zien rondrijden op de Hoorneboegse heide tussen Hilversum en Loosdrecht. Daar vonden afgelopen weken oefeningen plaats. Brandweer Gooi en Vechtstreek neemt de vijf CCFM’s in dienst in Bussum, Laren, Huizen, Hilversum en Loosdrecht. CCFM is een Franse afkorting voor ‘middelgroot specialistisch natuurbrandvoertuig’.
Impact
Natuurbrandbestrijding is niet nieuw in Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek. Het gebied bestaat voor 20 procent uit bos en heide, maar die natuur is ingesloten door infrastructuur en woningen, dus de impact op inwoners en bedrijven kan groot zijn. Tot op heden worden natuurbranden bestreden met de voertuigen die er zijn; veelal gewone blusvoertuigen, soms 4×4 aangedreven (vanuit Bussum, Laren en Huizen), aangevuld met tankwagens en grootwatertransport-voertuigen.
Dat gebeurde ook op 8 april 2019. Toen woedde een grote natuurbrand op de Laapersheide tussen Hilversum en Maartensdijk. Het treinverkeer lag een tijd plat, er ging een paar hectare hei in vlammen op en het blussen was een uitdaging. Door klimaatveranderingen zijn onbeheersbare natuurbranden met grote impact steeds waarschijnlijker. Brandweer Nederland schreef daarvoor beleid en acht minimaal één basispeloton met natuurbrandauto’s (vier auto’s) als minimum voor een veiligheidsregio om een ‘kleine’ natuurbrand effectief te bestrijden.
Water
De auto’s moeten voorzien zijn van een grote tankinhoud, want het draait vooral om veel water snel op de goede plek krijgen. Afgelopen jaren investeerden regio en gemeenten in het aanleggen van geboorde putten aan de rand van bos/heide, maar de auto’s moeten een tijd zelfvoorzienend kunnen zijn.
Een standaard blusvoertuig heeft 1500 liter water bij zich, oplopend naar 3000 liter bij de huidige 4×4 natuurbrandvoertuigen. Dat is genoeg voor enkele minuten blussen. De nieuwste natuurbrandvoertuigen van Gooi en Vechtstreek hebben 4000 liter water aan boord; 3500 voor blussen, 500 voor eigen bescherming. Op die manier zijn ze ook geschikt om als waterwagen te dienen voor branden bij woningen en bedrijfspanden.
Rijdend blussen
Maar investeren in natuurbrandbestrijding gaat verder dan alleen auto’s kopen, het gaat ook om blustechnieken, tactiek en samenwerking. “Als je de blusmonitor vol open zet blus je met zo’n 1150 liter water per minuut. Maar je hoeft een stuk grond niet te verzuipen, wel nat te houden. Een paar honderd liter water per minuut is voldoende en zo hou je het langer vol”, vertelt een brandweerman tijdens de oefening op de Hoorneboegse heide. Daar stond de zogeheten circulatieoefening op het programma: door vier CCFM’s één voor één de heide op te sturen wordt voorzien in een constante blussing.
Circuleren is essentieel bij natuurbranden bij gebrek aan waterwinning in de buurt. Voertuigen worden één voor één de hei opgestuurd, blussen, rijden weer terug naar het vulpunt en worden daar voorzien van water. Het vulpunt kan een brandkraan, geboorde put of tankwagen zijn. Die staan op dit moment in Bussum en Laren gestationeerd en kunnen zeker 5000 liter water vervoeren. “Goed en snel circuleren, daar draait het om. Dat oefenen we nu een paar keer. Op zo’n avond mag alles fout gaan, daar leren we van”, benoemt een deelnemer.
Stoplijn
Het is even wennen voor de manschappen, bevelvoerder en chauffeur op de CCFM. “Normaal zit de bevelvoerder rechts voorin een brandweerauto, maar we hadden nu het idee om achterin te zitten, al rijdende bleek dat je dan toch minder overzicht hebt. Ook voor chauffeurs is oefenen belangrijk. Normaal bedien je buiten de pomp van het blusvoertuig, nu ben je rijdend aan het blussen.” Waar op de huidige 4×4 voertuigen de manschappen ook (deels) buiten de cabine de blusmonitoren moeten bedienen, hoeft dat met de CCFM niet meer, dat gebeurt vanuit de gesloten cabine.
Met de blusmonitoren kan bijvoorbeeld een stoplijn gemaakt worden. Stukken natuur worden natgehouden om het oprukkende vuur te ‘stoppen’. Het vuur kan ook bosschages en boomtoppen bereiken. Dat zogeheten kroonvuur is het moeilijkste te blussen omdat het vrij snel door de wind door boomtoppen wordt voortgedreven.
Bereikbaarheid
Naast waterwinning is bereikbaarheid een uitdaging bij natuurbranden. De grote, hoge, CCFM’s zijn 4×4 uitgerust. De chauffeurs kregen daarvoor extra rijtraining op de Leusderheide. “Maar dat wil niet zeggen dat je overal wil komen, je brengt ook schade toe aan de natuur”, legt een brandweerman uit. Daarom is er een nauwe samenwerking met terreinbeheerders die grote paden toegankelijk houden en zijn er bereikbaarheidskaarten beschikbaar.
Tijdens oefeningen op de Hoorneboeg is gekeken of een verkenningsvoertuig een optie is. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de 4×4 aangedreven Mercedes G van Brandweer Laren, nu vooral bestemd voor hulpverlening op de hei. “Het verkenningsvoertuig kan er snel zijn en de manschappen kunnen een eerste inschatting maken van de exacte locatie van de brand, welke vegetatie in brand staat. Maar ook van de bereikbaarheid en zo een circulatieroute in kaart brengen voor de eenheden”, legt een brandweerman uit.
Doel van een circulatieroute is dat altijd een voertuig de vuurhaard blust en de anderen aanrijden, terugrijden of aan het vullen zijn. Zo is er continu een blussende eenheid paraat. De route van en naar de brand kan door de verkenningseenheid verkend en eventueel kleiner gemaakt worden, zodat de circulatie sneller kan. “Maar door verkenning voorkomen we ook dat we onnodig natuur plat rijden.” Daarnaast is het veiliger om goed bereikbare paden te kiezen. Rijden op het nog niet verbrande deel van een natuurgebied betekent rijden in brandstof voor het aanwakkerende vuur en dat is een risico.
Handwerk
Soms zijn stukken natuur volledig onbereikbaar voor de CCFM’s, denk aan dichte bosschages. De voertuigen zijn daarom uitgerust voor handwerk: met vuurzwepen, extra sterke harken en speciale waterrugzakken van zo’n 20 liter waarmee je lopend kunt blussen. Ook zijn er slangen op haspels en kan er ook nog met ‘losse’ slangen geblust worden. “Ook dan is de grote tankinhoud waardevol, die voedt de ploegen op de grond een tijd. Met de CCFM brengen we dus niet alleen snel veel water, maar we voorzien ook in extra handjes om te helpen. Achterin kunnen drie manschappen mee”, vertelt een brandweerman. “Natuurbranden zijn er meestal in warme, droge periodes. Dan is het ook fijn als er snel extra mensen zijn voor hulp en aflossing.”
Vooralsnog is de standaard in Gooi en Vechtstreek het inzetten van één of meerdere tankautospuiten en tankwagens tot de CCFM’s officieel in dienst gaan. Daarna is het de bedoeling dat er zo snel mogelijk meerdere CCFM’s ingezet worden voor water en handjes. “Dat is ook wel nodig, want op de Laapersheide zagen we hoe snel het kan gaan”, besluit een brandweerman.
Tekst: Linda Blok / TekstBlok