“Eens een brandweerman, altijd een brandweerman”, zegt de 66-jarige Hilversummer Kees Jordaan. Tegenwoordig wordt er gesproken over taakdifferentiatie, verschillen tussen beroeps en vrijwilligers maar in de tijd van Kees was dat geen issue, ‘je was gewoon brandweerman’. Hij was van 1985 tot 2006 een enthousiaste en trouwe vrijwilliger van het Hilversumse korps en zelfs 14 jaar na zijn laatste uitruk speelt de brandweer nog een grote rol in zijn leven.
Op de dag dat Bibian Mentel wordt gecremeerd vindt het gesprek met Kees Jordaan plaats. Brandweerman in hart en nieren maar al vier jaar ernstig ziek. Bibian was zijn grote voorbeeld. “Zij liet zien dat je positief moet zijn, anders overleef je het niet.” Daarmee doelt hij niet op het overleven van de ziekte kanker die ook hem treft, maar wel op het overleven van alle tegenslagen, slechte berichten van artsen en de heftige chemo’s. Die er wel voor gezorgd hebben dat hij er een paar jaar bij kreeg en zijn kleindochter nog geboren zag worden.
Die kleindochter drentelt inmiddels vrolijk rond in huize Jordaan in de wijk Kerkelanden. Casey is haar naam, vernoemd naar haar opa. Trots kijkt Kees toe hoe zijn gezin de voorbereidingen treft voor de paaslunch die zo gaat volgen. Maar hoeveel hij ook van zijn vrouw, zoons, dochter en kleinkind houdt, er is en blijft nog één grotere liefde in het leven van Kees: de brandweer.
Tot een paar maanden geleden stapte hij nog op de fiets of scootmobiel om achter de rode auto’s aan te rijden bij een uitruk. Daar is hij altijd nog een graag geziene gast. ‘Sociaal, betrokken, enthousiast’, zo typeren oud-collega’s hem. Maar tot zijn grote verdriet belet de ziekte hem de ritjes. Het blijft nu bij het online volgen van de alarmeringen van ‘zijn’ Brandweer Hilversum. De ziekte heeft zijn lichaam gesloopt, maar in de grote stoel bij het raam zit nog altijd dezelfde enthousiaste Kees Jordaan die zijn jongensdroom ‘brandweerman worden’ uit zag komen.
Met heel veel plezier blikt hij graag terug op de vele mooie en bijzondere jaren die hij beleefde bij de vrijwilligers in de Hilversumse Meent en later als vrijwilliger van ploeg 2 van Brandweer Hilversum. De droom begon al in zijn kleuterjaren. “Ik liep toen in mijn brandweerjas en met helm op, vond het prachtig.” In de familie Jordaan waren er geen banden met de brandweer en dus duurde het even voordat Kees zijn droom uit zag komen.
Hij werd geboren en getogen in Hilversum, maar verhuisde rond zijn negentiende met zijn familie naar de Hilversumse Meent. Hij verdiende toen zijn geld als meubelmaker en richtte zich in eerste instantie daar op. Na een faillissement van zijn werkgever solliciteerde hij bij Hunkemöller als chauffeur en dat bleef hij 40 jaar. Maar de brandweer bleef kriebelen en dus meldde hij zich aan bij het naastgelegen korps Bussum. “Ik doorliep alle testen, maar in het eindgesprek vond men me te oud”, lacht hij. Toevallig werd in die periode in de Hilversumse Meent een korps opgericht. Daar zochten ze vooral naar leden die al bij een bedrijfsbrandweer dienst hadden gedaan. “Ik had die ervaring niet maar ik solliciteerde wel in Hilversum bij René Siebelt en commandant Leen Hageman.”
‘Rij maar’
Hij werd aangenomen en gezien zijn woonadres geplaatst bij het net opgerichte korps in Hilversumse Meent. Moet een aspirant tegenwoordig eerst een opleiding volgen en mogen zij nog niet mee uitrukken, in Kees zijn tijd ging dat anders. “Ik liep twee weken mee om te kijken of ik in het korps paste maar al snel startte ik de opleiding en voordat ik het wist was ik al bevorderd tot brandwacht 2e klasse, want dan mocht je ingezet worden. En omdat ik al chauffeur was in het dagelijks leven werd er gewoon gezegd: rij jij maar! Ik wist nog helemaal niet hoe alles werkte, maar met een beetje hulp van de jongens kreeg ik toch water op de pomp”, grijnst hij.
Hij mocht mee op de auto, maar aan officiële bluskleding ontbrak het nog. Een paar rubberen laarzen, een broek van de bedrijfsbrandweer NOB, dat was zijn uitruktenue. “Maar we hadden wel een mooie helm, zwart, allemaal want er moest eenheid in het korps zijn.”
Naast één avond in de week opleiding en een avond oefenen met het eigen korps was het dus vooral leren in de praktijk. “Ik had nog geen cursus ademlucht gehad, was een kwestie van opdoen en gaan. Als ik wat fout deed dan kreeg ik letterlijk een schop onder mijn kont. Dan wist je dat je iets niet goed had gedaan”, lacht hij. De pomp van de tankautospuit bedienen vroeg in die tijd best een technisch inzicht, maar gelukkig ontbrak het daar niet aan bij Kees. “Als er wat werd voorgedaan dan wist ik het daarna wel. Al ging het niet altijd goed. Bij een zolderbrand in de Hilversumse Meent viel ineens de waterdruk weg. Een collega kwam langslopen en ik kreeg een ‘vriendelijk tikje’ en met de woorden ‘wat heb ik je nu geleerd’ was het meteen duidelijk.”
Aanhanger kwijt
Hilversumse Meent werd ook ingezet buiten de wijk. Een uitruk leverde een bijzonder verhaal op. Het nieuwe korps had een aanhanger omgebouwd voor hulpverleningsgereedschap. Op een dinsdagavond was het korps aan het oefenen en werd het gealarmeerd voor bijstand bij een brand in Hilversum. “Met grote spoed werden alle spullen ingeladen en sprongen we in de auto en dan was het gaan als de brandweer naar Hilversum. Daar aangekomen liep de bevelvoerder een rondje om de auto en kwam vragen of we de aanhanger niet mee hadden genomen. Toen wij zeiden van wel, werd hij lijkbleek. Want die aanhanger hing er niet meer aan. In de haast was deze niet goed aangekoppeld. Wij zoeken en dat ding bleek op de Witte Kruislaan netjes bij een bushalte te staan. Gelukkig niemand geraakt, maar dat was wel einde verhaal voor onze aanhanger.”
Eind jaren tachtig verhuisde Kees naar Hilversum en kwam zo bij het vrijwilligerskorps in Hilversum terecht. Daar was in 1985 de omslag geweest van de plichtbrandweer (gemeentemedewerkers die ook bij de brandweer zaten) naar een beroeps- en vrijwilligerskorps. Kees kwam als vrijwilliger terecht in ploeg 2 met Ed van Winsum, Joop Niekerk, Jan Ellis. Het was in de tijd dat de alarmeringen nog via een gesproken bericht op de pieper binnenkwamen, de kazerne nog aan de Neuweg was en de oefenavonden afgesloten werden met een biertje. “We zetten de flesjes achterop de bumper neer. Hadden we opeens een uitruk dan hoorde je altijd eerst ‘rinkeldekinkel’ als we wegreden, alle flesjes kapot.” Er werd ook gereden met de DAF Torpedo ladderwagen. De auto werd in 1983 op reserve gezet, maar bleef dienst doen als opleidingsauto en werd soms ook voor een uitruk van stal gehaald. “Dat ding was niet vooruit te branden, zelfs de fietsers kwamen ons voorbij”, herinnert hij zich.
‘Gewoon gaan’
Kees was vaak chauffeur gezien zijn rijkwaliteiten. “Nu heb je een opleiding voor ‘brandweerchauffeur’, maar in mijn tijd was het gewoon: rijbewijs en doe maar, geen gezeur met stapvoets rijden voor kruisingen maar gewoon gaan. Ik reed voor mijn werkgever met groot gemak met hele combinaties door binnensteden dus ik draaide mijn hand niet om voor het rijden met de brandweerauto. Ik ben vaak gevraagd of ik even de dompelpomp of waterwagen achteruit in wilde parkeren op de kazerne”, lacht hij.
In die jaren waren er nogal wat uitrukken voor de Hilversumse brandweer. De enorme brand bij de Fabritiusschool (23 april 1985), de heftige brand bij restaurant Boeddha (24 november 1988), de brand bij het Roland Holstcollege (17 juni 1990), hij maakte ze allemaal mee. Bij de laatste brand reed hij urenlang heen en weer om de ploegen ter plaatse met een tankwagen te voorzien van bluswater. “Ik was vaak chauffeur, maar als brandweerman wil je vuur zien.” Dus nam hij ook regelmatig plaats achterin als manschap. Zijn liefde voor de brandweer ging zo ver dat hij naast zijn werk als beroepschauffeur en hobby als vrijwillig brandweerman zich ook aanmeldde om diensten mee te draaien bij de beroepsploeg van Brandweer Hilversum. De uitrukken zijn dan ook ontelbaar.
Ontsnapt
Maar een paar blijven hem voor altijd bij. Zoals de brand bij Dansschool Alberto waar hij samen met een collega van buitenaf aan het blussen was. “Mijn collega liep dichter naar het pand toe en ik schreeuwde nog naar hem ‘de muur gaat om’, maar toen lag hij er al onder. Gelukkig kwam hij er wel levend onderuit.” Een ander moment ontsnapte hij met een ploeglid aan een inferno bij de brand in restaurant La Provence in Laren. “Degene die daar de leiding had stuurde mij en mijn collega naar boven. We deden de deur open en zagen een enorme vuurzee. De vlammen kwamen al over je heen. Mijn collega zei: ‘ik ga terug’ en we lieten in onze haast zelfs de straal liggen. We hoorden het al kraken en toen we buiten waren stortte het in.”
De uitrukken die hem ook zijn bijgebleven zijn diegenen waar slachtoffers vielen. Bij een brand in een bedrijfspand aan de Hilvertsweg stonden er nog mensen binnen, maar de brandweer kon er niet bijkomen. “Je moest toekijken, verschrikkelijk, maar de eigen veiligheid ging voor.” Ook werd zijn ploeg opgeroepen voor een ongeval met beknelling tussen Hilversum en Bussum. Het bleek te gaan om een busje vol met kinderen dat tegen een boom was aangereden. “We werkten hard om iedereen eruit te halen, maar toen we klaar dachten te zijn bleken er nog twee kinderen onder het dashboard vast te zitten. Overleden. Dat was heel ingrijpend en er werd na afloop wel over gepraat. In het begin van mijn brandweerleven vond ik dat soort dingen erg moeilijk, later werd dat anders. Heb heel wat mensen van de spoorlijn moeten halen. Dan zaten ze na een uitruk in de kantine, de Put, nog even na te praten en was ik met de auto bezig. Dan vroegen ze of ik er niet bij moest zijn, maar ik had al zoveel meegemaakt. Ik heb nooit getwijfeld of ik dit wel wilde doen. Je wist nooit waar je voor kwam te staan. Het was de adrenaline, mensen helpen. Daar deed je het voor.”
Brandweerleven
Kees ontmoette zijn vrouw Diana en samen bleven ze wonen in Hilversum. Ze kregen vier kinderen: Elvira, Leon, Andy en James. Bij de brandweer betekende voor het gezin Jordaan ook dat bijna alles in het teken stond van de hobby van Kees. “Je draaide bardiensten, we werden lid van de kampeervereniging van de brandweer en we vierden jarenlang vakanties met collega’s en hun gezinnen.” Ook waren er de gezamenlijke feesten, waar Kees jarenlang Zwarte Piet was naast Sinterklaas-collega Henny Foederer. Of zoals zijn vrouw het omschrijft: “De brandweer was verweven met ons leven.” Hun dochter trouwde uiteindelijk ook met een zoon van een brandweerman.
Dat brandweerleven nam Kees altijd serieus. Hij baalde er stiekem weleens van dat hij na het verhuizen van de kazerne naar de Jan van der Heijdenstraat er niet meer als één van de eersten kon zijn. “Als de pieper ging dan zat ik al in de auto, verkeersregels bestonden niet voor me. Ik heb er weleens over nagedacht om zwaailichten op mijn autodak te maken.” Hij liet zijn gezin meerdere malen achter. Zijn vrouw Diana vertelt: “Er was een enorme storm en we waren met zijn allen in het zwembad in Loosdrecht. Kees ging naar de brandweer en ik stond daar met vier kinderen. Hij was anderen aan het helpen met stormschades en ik had thuis mijn handen vol aan tuinmeubilair dat in het rond vloog.”
De brandweer was nooit een issue thuis. “We wisten niet beter, het was Kees zijn passie. En we hebben hele leuke jaren gehad. De brandweer was als een familie. Als er wat was kwamen ze je helpen”, zegt Diana. Een mooi voorbeeld is dat haar ouders de deur achter zich dichtrokken en de sleutel binnen lieten liggen. De Hilversumse brandweercollega’s waren niet te beroerd om iemand met de hoogwerker af te zetten bij het nog enige openstaande raampje. Dat die brandweerfamilie er nu ook nog is, nu Kees ziek is, vinden ze allebei erg mooi. Een paar maanden geleden werd Kees verrast door enkele oud-collega’s die hem een ludieke groet kwamen brengen.
Brandweerhart
Op 10 juli 2006 was de laatste officiële uitruk van Kees. Want toen hij op zijn 55ste door diabetes de fitheidstest niet meer kon halen stopte hij. Maar hij zei de brandweerwereld niet vaarwel. De pieper bleef in dienst en jarenlang was hij op de fiets bij uitrukken te vinden. Ook begeleidt hij nog een jong lid van de jeugdbrandweer Bussum. En toen oud-collega Bjorn Leek in 2019 de oude DAF ladderwagen naar Hilversum terughaalde om te restaureren was hij er ook bij om herinneringen op te halen. Met veel plezier bezoekt hij ook de klusdagen van het restauratieteam. Geëmotioneerd vertelt Kees: “Ik zou Bjorn graag helpen met klussen, ik wil zo graag nog van alles doen maar het gaat niet meer. Maar de brandweer zit in mijn hart en dat blijft.”
Tekst: Linda Blok / TekstBlok